FD.nl, 18 oktober 2011
Het echte rendement komt uit de economie en niet uit beurskoersen
Er is veel discussie over het voorstel voor een nieuw pensioencontract in het pensioenakkoord. De kritiek spitst zich toe op het voorstel dat pensioenfondsen hun financiële positie mogen bepalen op basis van het door hun zelf verwachte beleggingsrendement.
Sommige pensioendeskundigen vrezen dat pensioenfondsen zichzelf te rijk (willen) gaan rekenen. Zij menen dat de pensioenpotten te snel leeg zullen raken en dat jongeren het zullen moeten doen met een sober pensioen. Intussen is er een initiatief genomen om jongeren te organiseren om met een manifest in opstand te komen tegen de overheveling van jong naar oud in het pensioenstelsel. In het manifest wordt onder andere geageerd tegen onrealistische verwachtingen over beleggingsrendement. Het lijkt daarom goed eens te overdenken wat een realistische rendementsverwachting is voor pensioenfondsen in het algemeen.
Elk pensioenfonds heeft dezelfde doelstelling, namelijk het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen, waarbij het risico dat de doelstelling niet wordt gehaald wordt beperkt. Pensioenfondsen beleggen in bedrijven en overheden om deze doelstelling te realiseren. Met het beschikbaar gestelde kapitaal doen de bedrijven en overheden investeringen om economische activiteiten te ontplooien. We zijn allemaal afnemers van producten en diensten en daarvoor betalen wij een vergoeding of belasting. Uit de opbrengsten betalen de bedrijven en overheden op hun beurt weer een vergoeding aan beleggers voor het beschikbaar stellen van kapitaal, waaronder ook pensioenfondsen. Dus we dragen niet alleen bij aan het opbouwen van pensioenfondskapitaal door het betalen van pensioenpremies, maar we dragen ook bij aan het beleggingsrendement van pensioenfondsen via de consumentenprijzen.
Drie elementen
De vergoeding voor kapitaal is onder meer samengesteld uit een basisvergoeding, een compensatie voor inflatie en een opslag voor het risico van faillissement. Dankzij deze drie elementen worden pensioenfondsen in staat gesteld om hun doelstelling te realiseren. Met breed gespreide beleggingsportefeuilles kunnen pensioenfondsen het permanente verlies aan kapitaal door faillissementen beperken, omdat de opslagen voor het risico van faillissement dan min of meer voldoende zijn om de verliezen door faillissementen te compenseren. Verder kunnen pensioenfondsen dankzij de compensatie voor inflatie de koopkracht van de toegezegde pensioenen behouden. Ten slotte leidt een hogere basisvergoeding voor kapitaal tot lagere en beter betaalbare pensioenpremies.
Een hogere basisvergoeding leidt echter ook tot hogere consumentenprijzen. De vraag wat een realistische rendementsverwachting is, komt dus eigenlijk neer op de vraag wat een realistische basisvergoeding is. Over de afgelopen 60 jaar was het gemiddelde beleggingsrendement van een portefeuille van Amerikaanse staatsobligaties, waarbij de coupons en vrijvallende hoofdsommen telkens werden herbelegd in obligaties met een looptijd van 10 jaar, ongeveer 6,2% per jaar. Gecorrigeerd voor inflatie was het gemiddelde beleggingsrendement ongeveer 2,4% per jaar. Deze gerealiseerde basisvergoeding was echter niet stabiel. Gemeten over een horizon van 10 jaar varieerde de gerealiseerde gemiddelde basisvergoeding van de beleggingsportefeuille tussen –1% en +3,5% per jaar. Bovendien was de gerealiseerde gemiddelde basisvergoeding het hoogst na 1982, omdat vanaf toen overheden en centrale banken er in slaagden om de inflatie te beteugelen. Over de laatste 10 jaar was de gerealiseerde gemiddelde basisvergoeding ongeveer 1,3% per jaar. Momenteel is het rendement op 10-jarige staatsobligaties zelfs lager dan de inflatie.
Beleggingsrendement alleen achteraf meetbaar
Beleggingsrendement is vooraf niet te voorspellen en alleen achteraf meetbaar. Alle pensioenfondsen samen hebben een groot aantal deelnemers en beheren een enorm kapitaal. Om hun doelstelling te bereiken moeten pensioenfondsen door alle economische cycli heen beleggen en permanente verliezen zien te vermijden. Daarmee verdienen ze de basisvergoeding voor kapitaal en behouden ze de koopkracht van de toegezegde pensioenen. Uiteindelijk zorgt het financiële systeem er voor dat de maatschappij haar eigen pensioen bij elkaar spaart zowel direct via de pensioenpremies, als indirect via de consumentenprijzen.
De vraag wat een realistisch beleggingsrendement is, is daarmee niet eens zo heel relevant. Het lijkt daarom beter om vooraf meer prudent te rekenen en meevallers achteraf te verrekenen. Het echte rendement komt uit de economie en niet uit beurskoersen.
Deze kunnen soms een te optimistische stand van zaken geven, waardoor je jezelf te rijk rekent, maar kunnen ook een te pessimistische voorstelling van je vermogen geven, waardoor je jezelf armer voelt dan je bent. Iedereen kent de prijs van alles, maar de waarde van niets. Pensioenfondsen zijn de laatste jaren getroffen door angst op de financiële markten, opdrogende liquiditeit en talmende politici. Net zoals afgevraagd kan worden wat een realistisch beleggingsrendement van pensioenfondsen is, kan ook worden afgevraagd wat nu eigenlijk een realistische lange termijn waardering van de bezittingen van pensioenfondsen is.