FD.nl, 22 februari 2011
Herdoop de doorsneepremie
Is de doorsneepensioenpremie houdbaar? En wat zou een mogelijk alternatief zijn?
De doorsnee pensioenpremie is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse pensioenstelsel. Jong en oud betalen dezelfde premie en krijgen daarvoor dezelfde pensioenaanspraken terug. De politiek, de sociale partners en de pensioensector voeren thans een discussie over aanpassingen van het pensioenstelsel. Nu is het de vraag of het principe van de doorsneepremie houdbaar is en wat een mogelijk alternatief zou zijn.
Het is gangbaar dat pensioenaanspraken tijdsevenredig worden opgebouwd. Bijvoorbeeld, als er naar wordt gestreefd om in 40 dienstjaren een pensioen op te bouwen dat gelijk is aan 70% van het gemiddelde verdiende salaris, dan worden de pensioenaanspraken elk jaar met 1,75% van het pensioengevend salaris verhoogd. De bij deze opbouw horende kostendekkende pensioenpremie is voor oudere pensioenspaarders hoger dan voor jongere pensioenspaarders. Immers, het verwachte aantal uitkeringsjaren aan een pensioenspaarder stijgt met het toenemen van de leeftijd en daarnaast hebben de ingelegde premies korter de tijd om aan te groeien tot het benodigde bedrag voor de pensioenuitkering.
Nederlandse pensioenstelsel
Een belangrijk onderdeel van het Nederlandse pensioenstelsel is de doorsneepremie. Jong en oud betalen dezelfde pensioenpremie en krijgen daarvoor dezelfde pensioenaanspraken terug. Daarmee is de doorsneepremie verworden tot een middel voor solidariteit tussen generaties. Met de doorsneepremie-methodiek betalen jongere pensioenfondsdeelnemers te veel pensioenpremie en oudere deelnemers te weinig. Omgekeerd zou ook kunnen worden gezegd dat jongere pensioenfondsdeelnemers te weinig pensioenaanspraken krijgen toegekend en oudere deelnemers te veel. De doorsneepremie kan een redelijk onderdeel zijn van een pensioenfondsmodel als de leeftijdsverdeling van de deelnemers in het pensioenfonds niet teveel wijzigt en als de deelnemers levenslang in het pensioenfonds blijven zitten. Doordat er relatief steeds meer ouderen ten opzichte van jongeren komen, gaan jongere deelnemers echter relatief steeds meer te veel premie betalen. Daarnaast leidt de doorsneepremie tot een pensioenbreuk voor deelnemers die rond hun veertigste besluiten om zelfstandige te worden, omdat zij dan niet meer gecompenseerd worden voor te veel betaalde premies.
Het pensioenstelsel had volledig gebaseerd horen te zijn op kapitaaldekking. Dit betekent dat elke ingelegde euro pensioenpremie aangewend had moeten worden om te sparen voor de oude dag. Met de doorsneepremie-methodiek is er echter een verkapt omslagstelsel geďntroduceerd in het pensioenstelsel. Dit betekent dat de ene groep betaalt voor de andere groep, bijvoorbeeld zoals werkenden betalen voor de AOW’ers. Het is al enige tijd bekend dat het omslagstelsel voor de AOW moeilijk houdbaar is, omdat er steeds meer AOW’ers komen ten opzichte van het aantal werkenden. Hetzelfde geldt nu ook voor het stelsel van aanvullende pensioenen. Het is de vraag of het pensioenstelsel kan worden hervormd tot een zuiver kapitaaldekkingsstelsel met een gelijkmatige verdeling van de lasten gedurende de periode waarin het pensioen wordt opgebouwd.
Kostendekkende premie
Nu leidt een pensioenfonds de kostendekkende premie af uit de tijdsevenredige opbouw van de aanspraken en vervolgens bepaalt het pensioenfonds de doorsneepremie die alle deelnemers aan het pensioenfonds moeten betalen. Een mogelijk alternatief zou zijn om dit principe om te draaien. Eerst wordt bepaald welke constante premie een deelnemer elke maand moet betalen gedurende de rest van zijn of haar loopbaan om een pensioen op te bouwen. Vervolgens kunnen de extra aanspraken worden afgeleid uit de betaalde premie. Met behulp van een illustratief voorbeeld tonen de figuren 1 en 2 de uitkomsten deze methodiek. Figuur 1 laat zien dat de alternatieve methodiek leidt tot meer pensioenopbouw op jongere leeftijd dan op oudere leeftijd. Daarnaast laat figuur 2 zien dat de pensioenpremie van 14% in ons illustratieve voorbeeld bij een rekenrente van 2% alleszins redelijk is vergeleken met de pensioenpremies van 20% en hoger die thans door de meeste pensioenfondsen wordt gevraagd. Het lagere premiepercentage is gedeeltelijk het gevolg van het feit dat in de alternatieve methodiek de teveel betaalde pensioenpremies op jongere leeftijd worden omgezet in pensioenaanspraken. Daardoor hebben de premies langer de tijd om met rente op rente aan te groeien tot het beoogde pensioeninkomen.

