FD.nl, 28 maart 2011
Betaalbaar pensioen goed bereikbaar met beleggen
Hoeveel beleggingsrisico moet er worden genomen voor een goed, betaalbaar pensioen?
De perceptie was dat pensioenen zeker zijn en dat werkgevers de risico’s dragen. Tijdens de financiële crisis verslechterde de positie van pensioenfondsen zodanig dat er een hevige discussie losbarstte over de houdbaarheid en de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarbij kwam nog eens dat de levensverwachting sterker stijgt dan eerder was geprognosticeerd. Het blijkt dat pensioenen helemaal niet zo zeker zijn als altijd werd gedacht en dat ook deelnemers risico’s lopen.
In de publieke discussie wordt er gezegd dat een goed beleggingsrendement nodig is voor het realiseren van een waardevast, betaalbaar pensioen en dat een goed rendement alleen kan worden behaald door het nemen van risico’s. Echter, als risico’s zich manifesteren dan zal het rendement tegenvallen en kan de pensioenuitkomst teleurstellend worden. Het is de vraag hoeveel risico nodig is voor een goed, waardevast pensioen. Hierna zal worden aangetoond dat de doelstelling in historisch perspectief betrekkelijk eenvoudig te realiseren was geweest door te beleggen in 10-jarige staatsobligaties. Verder zal worden aangetoond dat je met zo’n beleggingsstrategie ook een eind komt in een lagerentescenario à la Japan.
Pensioenfondsmodel
Voor mijn analyse hanteer ik een pensioenfondsmodel met de volgende kenmerken. De doelstelling is om een pensioen op te bouwen dat gelijk is aan 70% van het gemiddeld verdiende inkomen. We doen alsof elke generatie een eigen pensioenfonds heeft.
- Er is geen intergenerationele solidariteit en risico’s worden alleen gedeeld binnen een generatie.
- De pensioenopbouw start op 25-jarige leeftijd en eindigt bij 65 jaar.
- Het salaris stijgt lineair van € 20.000 naar twee keer modaal (€ 65.000).
- De AOW is €12.500 per jaar en wordt aangepast aan de inflatie.
- De deelnemers profiteren direct van een gezonde financiële positie van het pensioenfonds.
- Als de financiële positie toereikend is, dan vind er compensatie plaats voor inflatie en krijgen gepensioneerden een hogere uitkering.
Korting op de premie
Als de financiële positie ruim voldoende is dan krijgen premiebetalers zelfs een korting op de premie. Daartegenover staat dat er corrigerende maatregelen worden genomen als de financiële positie ontoereikend is. In dat geval wordt er niet gecompenseerd voor inflatie, betalen premiebetalers een herstelpremie en worden gepensioneerden gekort op hun uitkering.
Voor het bepalen van de pensioenpremie hanteer ik de constante premiemethodiek die ik in mijn vorige column heb geïntroduceerd (FD, 22 februari 2011). Dat betekent dat er voor elke premiebetaling wordt bepaald welke constante premie er elke maand gedurende de rest van de loopbaan moet worden betaald om de doelstelling te halen, ervan uitgaande dat het salaris gelijk blijft. Voor het bepalen van de actuele waarde van de verplichtingen hanteer ik de rekenrente methodiek die ik heb voorgesteld in mijn één na laatste column (FD, 13 januari). Dat betekent dat de actuele waarde van de verplichtingen wordt bepaald door de toekomstige pensioenaanspraken te verdisconteren met de rentetermijnstructuur, maar waarbij de discontovoet voor enige termijn wordt afgetopt op 2%.
Beleggingsstrategie
De beleggingsstrategie in het pensioenfondsmodel is heel eenvoudig: alle betaalde premies en vrijvallende bedragen worden belegd in 10-jarige staatsobligaties die tot het einde van de looptijd worden aangehouden. Tot slot wordt er verondersteld dat de kosten per jaar gelijk zijn aan 1% van het belegd vermogen.
In mijn analyse zal ik de uitkomsten van het pensioenfondsmodel onderzoeken voor generaties die tussen 1930 en 1985 zijn geboren. Het pensioenfondsmodel wordt gesimuleerd op een economisch scenario dat ik heb gesplitst in een historisch scenario en een mogelijk toekomstig lagerentescenario. Het historische scenario bestaat uit maandelijkse Amerikaanse rente en inflatie gegevens uit de periode januari 1955 tot en met juli 2010. Hiermee wordt een indruk gekregen van de waardevastheid en betaalbaarheid van pensioenen in een historisch perspectief. Pensioenfondsen schreven de slechte financiële posities in 2009 toe aan de lage rentestanden. Daarom heb ik voor het mogelijke toekomstige scenario gekozen voor maandelijkse Japanse rente en inflatie gegevens vanaf januari 1996, zodat kan worden onderzocht hoe het pensioenfondsmodel zich houdt in een lagerentescenario. Voor de gekozen steekproefperiodes sluiten de Amerikaanse en Japanse rente gegevens mooi op elkaar aan. Figuur 1 toont als voorbeeld de aaneengeknoopte gegevens van de Amerikaanse en Japanse 10-jaars rente.
Levensverwachting
In de berekeningen heb ik verondersteld dat elke generatie voor de helft bestaat uit mannen en voor de andere helft uit vrouwen. In het historische scenario wordt er gebruik gemaakt van de historische overlevingstafels van het CBS en in het toekomstige scenario wordt er gebruik gemaakt van de prognosetafel 2010 – 2060 van het Actuarieel genootschap. Daarmee worden in de simulaties de gevolgen voor de financiële positie van de niet geprognosticeerde stijgende levensverwachting volledig meegenomen.
Tabel 1 toont voor een aantal generaties de uitkomsten van de simulatie van het pensioenfondsmodel in het historische scenario. De uitkomsten voor de tussenliggende generaties liggen in lijn met de getoonde uitkomsten. De tweede kolom van tabel 1 toont per generatie de dekkingsgraad per eind juli 2010. Het blijkt dat de dekkingsgraad hoger is dan 100% voor elke generatie. De laatste kolom laat zien in welke mate de opgebouwde rechten zijn uitgekeerd aan de gepensioneerden. Het blijkt dat de gepensioneerden hebben meegedeeld in de overwinsten. In de vijfde kolom is opgenomen in welke mate er is gecompenseerd voor inflatie. Het blijkt dat bijna alle generaties volledig zijn gecompenseerd. De zesde kolom toont het belang van compensatie voor inflatie. Zo blijken de opgebouwde pensioenrechten van een 80-jarige voor bijna 65% te bestaan uit opgebouwde inflatie compensatie. De derde kolom toont de gemiddeld betaalde premie als percentage van het gemiddeld verdiende inkomen. De gemiddeld betaalde premie varieert van 7,4% voor de jongste generatie tot 10,7% voor de oudste generatie. Dus op basis van het historische scenario lijkt een waardevast pensioen heel betaalbaar. De vierde kolom laat de premie zien die in verwachting gedurende de rest van de loopbaan moet worden betaald. Vanwege de stijgende levensverwachting is de verwachte te betalen premie voor alle generaties hoger dan de betaalde premie, maar nog alleszins redelijk.
Tabel 2 toont voor dezelfde generaties als in tabel 1 de uitkomsten als zich na het historische scenario vervolgens een lage-rente-scenario ontvouwt à la Japan. Figuur 1 laat zien dat de 10-jaars rente lager is dan 2% in de gekozen steekproefperiode. De tweede kolom van tabel 2 geeft weer dat de financiële positie ontoereikend is geworden voor bijna alle generaties aan het einde van het Japan-scenario. Dit komt door het extreem lage rendement, de relatief hoge kosten en de stijgende levensverwachting. Ondanks dit alles kan vanaf dat moment toch nog steeds 90% van de opgebouwde rechten worden uitgekeerd. Dit betekent dat in een deflatoir scenario (waarin de koopkracht van een euro stijgt) het pensioeninkomen daalt naar 63% van gemiddeld verdiende inkomen. Weliswaar worden gepensioneerden in de simulaties (geboren tot en met 1-1-1960) dan gekort op hun uitkeringen, maar de laatste kolom van tabel 2 laat zien dat tot dan toe de opgebouwde pensioenrechten wel grotendeels zijn uitgekeerd, omdat ze hebben meegedeeld in de winsten toen de financiële posities nog gezond waren. De niet gepensioneerde generaties in de simulaties (geboren vanaf 1-1-1965) hebben nog de mogelijkheid om de financiële posities te laten herstellen door het betalen van herstelpremies. De verwachte te betalen premie is het hoogst voor de oudste premiebetalende generatie, omdat deze generatie in een betrekkelijk korte periode de financiële positie moet herstellen. Het schrikbeeld van één dag in de week werken voor je pensioen treedt dus pas op na 15 jaar van lage rentes en niet vandaag zoals sommigen ons doen willen geloven.
10-jarige staatsobligaties
Bovenstaande analyse is geenszins een oproep aan pensioenfondsen om en masse te gaan beleggen in 10-jarige staatsobligaties. Het is zelfs maar de vraag of er voldoende staatsobligaties zijn om dat te doen. Wel laat bovenstaande analyse zien dat een waardevast en betaalbaar pensioen heel goed bereikbaar is met een consistent beleid en beleggingsrendementen zonder ingewikkeld gedoe.

Figuur 1. Economisch scenario van aaneengeknoopte Amerikaanse en Japanse rente gegevens.
| Kolom (1) | Kolom (2) | Kolom (3) | Kolom (4) | Kolom (5) | Kolom (6) | Kolom (7) |
| Generatie | Dekkingsgraad | Betaalde premie | Prognose premie | Inflatie | Indexatie | Uitkering |
| geboren | eind juli 2010 | % Salaris | % Salaris | compensatie | % Rechten | % Rechten |
| 01jan30 | 115.4 | 10.7 | - | 100.0 | 64.9 | 116.2 |
| 01jan35 | 111.7 | 10.1 | - | 100.0 | 56.2 | 113.4 |
| 01jan40 | 108.5 | 10.1 | - | 100.0 | 46.9 | 107.3 |
| 01jan45 | 107.5 | 10.2 | - | 100.0 | 37.0 | 104.7 |
| 01jan50 | 106.0 | 10.0 | 13.8 | 100.0 | 31.1 | - |
| 01jan55 | 104.7 | 9.4 | 12.8 | 100.0 | 26.5 | - |
| 01jan60 | 102.8 | 8.9 | 11.9 | 100.0 | 22.3 | - |
| 01jan65 | 100.8 | 8.2 | 10.8 | 100.0 | 18.0 | - |
| 01jan70 | 99.9 | 7.4 | 9.7 | 99.7 | 13.9 | - |
| 01jan75 | 100.2 | 6.6 | 8.4 | 100.0 | 9.5 | - |
| 01jan80 | 103.1 | 5.7 | 6.7 | 100.0 | 4.2 | - |
| 01jan85 | 103.9 | 4.4 | 4.7 | 100.0 | 0.2 | - |
| Kolom (1) | Kolom (2) | Kolom (3) | Kolom (4) | Kolom (5) | Kolom (6) | Kolom (7) |
| Generatie | Dekkingsgraad | Betaalde premie | Prognose premie | Inflatie | Indexatie | Uitkering |
| geboren | 2025.0 | % Salaris | % Salaris | compensatie | % Rechten | % Rechten |
| 01jan30 | 103.6 | 10.7 | - | 100.0 | 65.8 | 112.8 |
| 01jan35 | 97.9 | 10.1 | - | 100.0 | 57.3 | 108.9 |
| 01jan40 | 93.5 | 10.1 | - | 100.0 | 48.2 | 103.4 |
| 01jan45 | 90.5 | 10.2 | - | 100.0 | 38.7 | 101.2 |
| 01jan50 | 90.4 | 10.8 | - | 100.0 | 28.6 | 97.6 |
| 01jan55 | 90.9 | 11.7 | - | 100.0 | 20.3 | 95.3 |
| 01jan60 | 95.7 | 13.0 | - | 100.0 | 13.6 | 96.6 |
| 01jan65 | 92.4 | 12.2 | 21.7 | 100.0 | 9.7 | - |
| 01jan70 | 90.0 | 11.2 | 18.7 | 100.0 | 6.5 | - |
| 01jan75 | 88.7 | 10.3 | 16.3 | 100.0 | 3.7 | - |
| 01jan80 | 88.3 | 9.4 | 14.3 | 100.0 | 1.4 | - |
| 01jan85 | 88.2 | 8.4 | 12.5 | 100.0 | 0.3 | - |