FD.nl, 21 juni 2011

Bangmakerij rondom pensioenakkoord

De vakcentrale en werkgevers hebben overeenstemming bereikt over de uitwerking van het pensioenakkoord. In het akkoord is er onder meer een voorstel gedaan voor een nieuw pensioencontract, waarin stabilisatie van de premies en waardevastheid van de pensioenen wordt nagestreefd.

Op het voorstel voor een nieuw pensioencontract is een hoop kritiek losgebarsten. In de overtreffende trap uitten deskundigen hun commentaar. Er werd gesproken over ‘de kat op het spek binden’, ‘verliesverdubbelaars’, ‘ponzi-schema’s’, ‘perverse prikkels om risico’s te nemen’ tot regelrechte ‘tovenarij’ als pensioenfondsen voortaan zelf hun rekenrente zouden mogen gaan bepalen. De achterban van de vak-bonden moet nog stemmen over de afspraken in het pensioenakkoord. De negatieve berichtgeving en bangmakerij maken het voor hen lastig om nog vóór te zijn. Ik vraag me af of alle kritiek wel terecht is.

Rekenrente

De rekenrente is het beleggingsrendement dat een pensioenfonds verwacht te kunnen behalen om de ingelegde pensioenpremies aan te laten groeien tot een vermogen dat voldoende is om alle toekomstige pensioenen uit te kunnen keren. Er bestaat een verband tussen rekenrente, premie en risico. De premie is namelijk lager naarmate de rekenrente hoger is, maar des te hoger de lat wordt gelegd, des te groter is de kans dat het einddoel niet wordt gehaald. Het huidige financiële toetsingskader voor pensioenfondsen is gestoeld op het principe: alles is onzeker, maar als je iets toezegt, dan moet je een inspanning leveren om je belofte met een zo’n groot mogelijke kans na te komen. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden is het toegestaan om de pensioenrechten te verlagen. Om zo veel mogelijk zekerheid te hebben dat toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk worden uitgekeerd, wordt er aan pensioenfondsen een rekenrente opgelegd die min of meer gelijk is aan de rente op staatsobligaties.

Nieuwe pensioencontract

In de uitwerking van het nieuwe pensioencontract wordt voorgesteld om opgebouwde pensioenrechten aan te kunnen passen aan nieuwe inzichten in de levensverwachting en aan ontwikkelingen op de financiële markten. Dit betekent dat pensioenen verlaagd kunnen worden bij een stijgende levensverwachting en tegen-vallende beleggingsresultaten. Er lijkt geen noodzaak meer te zijn voor het hanteren van een ‘veilige’ rekenrente, omdat de pensioenrechten kunnen worden aangepast. In de uitwerking van het pensioencontract wordt daarom voorgesteld de rekenrente te koppelen aan het verwachte rendement op de beleggingsportefeuille.

Pensioendeskundigen vrezen nu dat pensioenfondsen in de verleiding worden gebracht om risicovoller te gaan beleggen, zodat met hogere verwachte beleggings-rendementen de financiële posities rooskleuriger voor kunnen worden gesteld.

Hoogte pensioenpremie

In de uitwerking van het nieuwe pensioen-contract staat echter ook geschreven dat de pensioenambitie en de samenstelling van de beleggingsportefeuille moeten passen bij de hoogte van de pensioenpremie. In plaats van dat we de hoogte van de premie bepalen op basis van het verwachte beleggingsrendement, kunnen we het beleggingsrendement bepalen op basis van de hoogte van de premie. Er geldt dat een hogere premie leidt tot een lager benodigd beleggingsrendement en daarmee tot een minder risicovolle beleggingsportefeuille en meer zekerheid over de pensioen-uitkomst. Dus in de uitwerking van het nieuwe pensioencontract worden de rekenrente en de te lopen beleggingsrisico’s afhankelijk gemaakt van de hoogtes van de pensioenpremies die werkgevers en werknemers bereid zijn om te betalen.

Ik heb enkele berekeningen uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in het verband tussen de hoogte van de pensioenpremie en het benodigde beleggingsrendement. Omdat in de uitwerking van het nieuwe pensioencontract er veel belang wordt gehecht aan stabiele premies, gebruik ik hiervoor hetzelfde rekenmodel als in mijn column over een alternatief voor de doorsneepremie (FD, 22 februari 2011).

Eén dag per week werken voor ons pensioen

Er wordt gezegd dat we in Nederland één dag per week werken voor ons pensioen. Is dat genoeg? Voor een mannelijke pensioenfondsdeelnemer is bij een stabiele premiebetaling van 20% over het pensioengevend salaris een beleggingsrendement van bijna 0,9% per jaar voldoende om een nominaal pensioen bij elkaar te sparen (*). Nominaal betekent dat de hoogte van het pensioen is toegezegd, maar niet de koopkracht. Om dit pensioen ook waardevast te maken zou een pensioenfonds voor deze deelnemer een beleggingsportefeuille moeten samenstellen met een verwacht rendement van 0,9% plus inflatie en kosten. Dit zou mogelijk moeten zijn met een portefeuille van staatsobligaties. Een premie van 20% betekent dus dat er heel prudent kan en moet worden belegd en dat de rekenrente gebaseerd hoort te zijn op de rentes van staatsobligaties. Bij een stabiele premiebetaling van 15% stijgt het benodigde rendement naar bijna 1,8% per jaar en bij een stabiele premiebetaling van 10% stijgt het benodigde rendement naar bijna 3,1% per jaar voor een nominaal pensioen (**). In het laatste geval zouden ook hoger renderende, maar risicovollere, bedrijfsobligaties deel moeten uitmaken van de beleggingsportefeuille voor een waardevast pensioen. Een lagere premie leidt zo tot een risicovollere samenstelling van de beleggingsportefeuille en dientengevolge tot een hogere rekenrente.

In een overgang naar het nieuwe pensioencontract is het overigens wel van belang dat voor de al opgebouwde rechten de samenhang tussen de in het verleden betaalde premies en de samenstelling van de beleggingsportefeuille wordt bewaakt. Verder zouden jongere generaties de pensioenrechten moeten krijgen toegekend, waarvoor ze premie betalen. Het voorstel voor een nieuw pensioencontract stuit op veel weerstand, omdat het te vooruit-strevend is en nog te weinig uitgewerkt. Met het nieuwe pensioencontract zou pensioenbeleggen echter kunnen terugkeren naar de basis, namelijk het behalen van een goed en solide rendement voor een waardevast en betaalbaar pensioen.

* Aannames: modaal salaris van euro 32.500 per jaar, AOW-uitkering van euro 12.500 per jaar, AG-tafel 2003 - 2008, start pensioenopbouw bij 25 jaar, pensioen-leeftijd is 65 jaar, pensioeninkomen is 70% van het gemiddelde verdiende inkomen, volledige kapitaaldekking.

** Voor een vrouwelijke pensioenfonds-deelnemer zijn de benodigde rendementen bij een stabiele premie van 20%, 15% en 10% respectievelijk gelijk aan 1,5%, 2,4% en 3,6% per jaar.

Go to the original source